
Jurisprudentie
BG3621
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 08 / 948
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 08 / 948
Statusgepubliceerd
Indicatie
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 2 maart 2007 (LJN AZ9652), waarin deze heeft uitgesproken dat de in het Schattingsbesluit 2004 opgenomen regeling inzake de maximering van de urenomvang van de maatman op 38 uur per week onverbindend is, zijn bij Koninklijk Besluit van 29 augustus 2007 (Staatsblad 2007 nr. 324) wijzigingen aangebracht in het Schattingsbesluit. In artikel II van dat besluit is bepaald dat de wijziging van het Schattingsbesluit betreffende het vervallen van de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie, terugwerkt tot en met 2 maart 2007. In de Nota van toelichting bij genoemd Koninklijk Besluit is vermeld dat dit betekent dat in de gevallen waarin de betrokkene niet in bezwaar of beroep tegen de maximering is gegaan, de uitkering wordt herzien per 2 maart 2007.
Naar aanleiding van die uitspraak, heeft verweerder ambtshalve de uitkering van eiser herberekend en na intrekking per 5 september 2005, wederom toegekend per 2 maart 2007. Beroep tegen die ingangsdatum is ongegrond verklaard.
Naar aanleiding van die uitspraak, heeft verweerder ambtshalve de uitkering van eiser herberekend en na intrekking per 5 september 2005, wederom toegekend per 2 maart 2007. Beroep tegen die ingangsdatum is ongegrond verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 948
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser] te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. D.E. de Hoop
tegen
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 19 mei 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen een besluit van 10 januari 2008 ter zake de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschikt¬heidsverzekering (WAO) ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
1.3. Nadien zijn nog stukken aan het dossier toegevoegd.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 31 oktober 2008, waar, zoals schriftelijk aangekondigd, eiser noch zijn gemachtigde zijn verschenen en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
2. Overwegingen
2.1. Eiser heeft laatstelijk van verweerder een uitkering ingevolge de WAO ontvangen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Bij besluit van 5 juli 2005 heeft verweerder die uitkering met ingang van 5 september 2005 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg.
2.2. Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 maart 2007 (LJN: AZ9652), waarin deze heeft uitgesproken dat de in het Schattingsbesluit 2004 opgenomen regeling inzake de maximering van de urenomvang van de maatman op 38 uur per week onverbindend is, heeft verweerder ambtshalve de uitkering van eiser herberekend.
2.3. Op basis van onderzoek door de arbeidsdeskundige, neergelegd in een rapport van 4 januari 2008, waarin deze tot de conclusie komt dat de mate van arbeidsongeschiktheid ingaande 2 maart 2007, 15 tot 25% bedraagt, heeft verweerder bij besluit van 10 januari 2008 onder meer besloten dat aan eiser met ingang van 2 maart 2007 weer een WAO-uitkering naar dit percentage wordt toegekend.
2.4. Bij schrijven van 19 februari 2008 is namens eiser tegen dat besluit een bezwaar¬schrift ingediend. Eiser is van mening dat - omdat de urenomvang ten onrechte is gemaximeerd - de uitkering vanaf 5 september 2005 toegekend had moeten worden en niet eerst per 2 maart 2007.
2.4.1. In een aanvullend bezwaarschrift stelt eiser dat de regels omtrent de maximering onvoorwaardelijk onverbindend zijn en niet eerst per 2 maart 2007. De uitspraak van de CRvB houdt in dat de mate van arbeidsongeschiktheid nooit op grond van de gemaximeerde maatman vastgesteld had mogen worden. Voorts stelt eiser dat toekenning van uitkering met ingang van 2 maart 2007 is in strijd met het beginsel van rechtsgelijkheid.
2.5. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2.6. In het tegen dit besluit ingediende beroepschrift heeft eiser dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar.
2.7. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.8. Gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd zal de rechtbank slechts de vraag hebben te beantwoorden of verweerder bij het bestreden besluit terecht de WAO-uitkering heeft toegekend met ingang van 2 maart 2007.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.9. Naar aanleiding van de in overweging 2.2. genoemde uitspraak van de CRvB, zijn bij Koninklijk Besluit van 29 augustus 2007 (Staatsblad 2007 nr. 324) wijzigingen aangebracht in het Schattingsbesluit. In artikel II van dat besluit is bepaald dat de wijziging van het Schattingsbesluit betreffende het vervallen van de maximering van de urenomvang van de maatmanfunctie, terugwerkt tot en met 2 maart 2007. In de Nota van toelichting bij genoemd Koninklijk Besluit is vermeld dat dit betekent dat in de gevallen waarin de betrokkene niet in bezwaar of beroep tegen de maximering is gegaan, de uitkering wordt herzien per 2 maart 2007.
2.10. De rechtbank stelt vast dat door eiser geen rechtsmiddel is aangewend tegen het intrekkingsbesluit waarbij toepassing is gegeven aan de maximering, zodat het in overeenstemming is met het oogmerk van de wetgever dat de uitkering per 2 maart 2007 is heropend.
2.11. De rechtbank overweegt voorts dat naar vaste jurisprudentie een rechterlijke uitspraak, waarbij een wettelijke bepaling onverbindend wordt verklaard, er niet toe noopt om de voorafgaande toepassingen van die bepaling waartegen geen rechtsmiddel is aangewend, met terugwerkende kracht ongedaan te maken. Indien in zo’n geval door een belanghebbende om herziening van een eerder besluit wordt gevraagd, is de desbetreffende uitspraak volgens bedoelde jurisprudentie niet te brengen onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
2.12. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank dan ook van oordeel dat het beroep voor ongegrond gehouden moet worden.
Beslist wordt als aangegeven in rubriek 3.
3. Beslissing
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. Th.M. Schelfhout, in tegenwoordigheid van J.J.M. Roeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 5 november 2008
jr
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.